Steeds vaker spreken we van ‘targets’ in plaats van ‘doelen’. ‘Outsourcen’ is het nieuwe ‘uitbesteden’. En we hebben geen ‘startoverleg’, maar een ‘kick-off’. Steeds vaker ‘overrulen’ Engelse termen onze Nederlandse taal. Hoe ga je daarmee om?
Veel van die zogeheten importwoorden zijn al lang en breed ingeburgerd. Denk aan e-mail, website en gamen. Outsourcen, knowhow en updaten hebben die status ook al bereikt. En wat dacht je van assistant? Het Engels rukt op in onze taal. Op zich is daar niets mis mee, zolang iedereen begrijpt waar je het over hebt. Met de onderstaande tips maak jij zelf een goede afweging.
1. Sla niet door!
Gebruik geen Engels woord wanneer er een beter Nederlands alternatief is. Waarom zou je spreken van ‘key issue’ als je ook gewoon kunt zeggen wat je ‘belangrijkste punt’ is? En is het echt nodig om ‘customer focus’ te gebruiken wanneer je ‘klantgericht’ bent? Besef dat onnodig gebruik van Engelse termen al snel overkomt als gewichtigdoenerij.
2. Stem je taalgebruik af op je publiek
Bij vakjargon kan het gebruik van Engelse woorden een prima keuze zijn. Kijk bijvoorbeeld naar de ICT-wereld; die is doordrenkt van de Engelse termen. ICT’ers zouden maar wat raar opkijken als jij hun vakterminologie vernederlandst. Kort gezegd streef je dan je doel voorbij. Dus bekijk de zaken vanuit het perspectief van je doelgroep: welke woorden kennen zij wel en welke misschien niet? Dit geldt natuurlijk altijd en overal; in welke taal je ook communiceert.
3. Ga ook op je gevoel af
Wat ben je liever: single of vrijgezel? Juist, soms klinken woorden in het Engels net even beter. Moderner, krachtiger of gewoon aansprekender. In dat geval: schroom niet om de Engelse term te gebruiken. Als je tenminste zeker weet dat iedereen deze begrijpt.
Goed om te weten
Op Engelse ‘leenwoorden’ passen wij in het Nederlands onze eigen spellingregels toe. Daarom schrijven we bijvoorbeeld ‘topdownbenadering’ als één woord en is ‘hij deletet’ prima Nederlands.