Taalgebruik is vanzelfsprekend: je kiest je woorden niet altijd bewust, terwijl ze veel zeggen over jezelf. Zo associëren we onzeker taalgebruik met eigenschappen zoals gebrek aan zelfvertrouwen, autoriteit en daadkracht. Gelukkig is het mogelijk om met een klein beetje inzicht je woorden al veel meer kracht bij te zetten. Kijk maar eens naar het gebruik van je werkwoorden.
Overtuigd van je eigen kunnen
Je schrijft twee doelstellingen op voor je werkdag. Welke bewoording geeft je de meeste kans van slagen?
- Ik kan wel wat mensen bellen.
- Ik verstuur vandaag veertig e-mails.
B is goed. Ondanks al die e-mails die je weg moet werken? Jazeker. Je doelstelling is namelijk concreet. Bovendien bevat B geen werkwoorden die alleen maar inboeten op je daadkracht en eigen overtuiging. Dat zijn werkwoorden als ‘zouden’, ‘lijken’, ‘blijken’, ‘schijnen’, ‘mogen’ en ‘kunnen’.
‘Kunnen’ mist kracht
Kijk maar eens naar het werkwoord ‘kunnen’: je bent daarmee niet bepaald zeker van je zaak. Want als iets kan, dan hoeft het niet. Dat maakt je boodschap meteen twijfelachtig. ‘Kunnen’ is daarom handig als je een slag om de arm wilt houden. Maar niet als je assertief wilt overkomen.
Samengevat: laat twijfel achterwege
‘Kunnen’ is een soort doodzonde voor krachtig taalgebruik. Voor professionele tekstschrijvers ligt ‘kunnen’ op het kerkhof, naast andere twijfelwoorden als ‘mogelijk’ en ‘eventueel’. Laat deze woorden daarom eens wat vaker achterwege. Meestal is dat gemakkelijk te doen, zonder verlies van inhoud of vriendelijkheid. Een voorbeeld:
‘Deze week kan ik helaas geen afspraak meer voor u inplannen. U kunt eventueel uw telefoonnummer achterlaten, dan bel ik u als er in de agenda toch nog ruimte ontstaat.’
Krachtiger is:
‘Helaas is er deze week geen ruimte meer voor een afspraak. Mag ik uw telefoonnummer noteren? Dan bel ik u meteen terug als er een plekje vrijkomt in de agenda.
